Licht verstandelijke beperking


Licht verstandelijke beperking

Bij een licht verstandelijke beperking denkt het kind minder snel dan een normaal begaafde leeftijdsgenoot. Het aanpassen aan de eisen van de omgeving lukt vaak niet of minder goed. Dit is te zien op het gebied van communicatie, sociale vaardigheden, zelfredzaamheid, gezondheid en relaties (op latere leeftijd). Kinderen met een licht verstandelijke beperking hebben moeite met het denken en leren, daarom worden ze ook wel ‘moeilijk lerende kinderen’ genoemd. 

Voor de omgeving is het moeilijk om een licht verstandelijke beperking te herkennen. Een groot deel van de kinderen met een licht verstandelijke beperking kan zich redelijk goed uitdrukken en aan het uiterlijk is niets bijzonders te zien. 

Als deze kinderen niet aan de verwachting van de omgeving kunnen voldoen gaat het vaak mis. Op dat moment realiseert de omgeving dat het kind bepaalde dingen niet begrijpt, afspraken niet nakomt of heel vaak heel boos wordt. Wanneer het kind de verwachting van de omgeving niet kan behalen en het gevoel heeft dat hij of zij het de hele tijd fout doet, kan dit bij het kind zorgen voor stress of problemen. Bij het lang aanhouden van deze stress kan dit psychische problemen veroorzaken. 

Om een licht verstandelijke beperking vast te stellen is een diagnostisch onderzoek noodzakelijk. Bij een kind of jongere is er sprake van een licht verstandelijke beperking bij een IQ-score tussen de 50 en 85. Bij normaal begaafde kinderen ligt de IQ-score rond de 100. 

Hieronder staat een aantal kenmerken weergegeven die van toepassing kunnen zijn op kinderen met een licht verstandelijke beperking. Dit wil niet zeggen dat al deze kenmerken van toepassing zijn. 
  • Je kind heeft meer moeite met leren dan leeftijdsgenoten. 
  • Je kind vindt het begrijpen van taal moeilijk (snapt niet wat iemand zegt), met name    spreekwoorden en grapjes begrijpt hij of zij niet. 
  • Je kind vindt het schrijven en maken van rekensommen lastig.
  • Je kind leeft van dag tot dag en snapt niet veel van ‘tijd’. Klokkijken, aan afspraken houden en op   tijd komen vind hij of zij lastig. 
  • Je kind vindt het moeilijk om te begrijpen waarom iets gebeurt als gevolg van iets anders (de    relatie tussen oorzaak en gevolg).
  • Je kind heeft moeite met het nadenken over een oplossing voor een probleem. 
  • Je kind is snel afgeleid, hij of zij vindt het bijvoorbeeld moeilijk om lang aan een taak te werken en maakt een taak niet van het begin tot het einde af. 
  • Je kind onthoudt of begrijpt afspraken niet en houdt zich er daarom ook niet aan, dus niet omdat hij of zij dat niet wil. 
  • Je kind vindt het lastig om met gevoelens om te gaan.
  • Je kind vindt het lastig om zich in te leven in iemand anders en reageert vooral vanuit zichzelf.
  • Je kind heeft moeite met het praten over zijn of haar gevoelens. Hij of zij heeft moeite met het  onderscheiden van emoties en komt meestal niet verder dan blij of boos.
  • Je kind reageert heftig op gevoelens van anderen.
  • Je kind doet eerst iets en gaat daarna pas nadenken. 
  • De reactie van je kind is vaak ongeremd. 
  • Je kind reageert overal op. 
  • Het omgaan met nieuwe situaties vindt je kind lastig. Nieuwe situaties zorgen vaak voor angst,  maar doordat je kind moeite heeft met deze emotie reageert uw kind vaak boos.
  • Je kind vindt het lastig om te kiezen. 
  • Het sluiten en onderhouden van nieuwe vriendschappen vindt je kind lastig. Je kind begrijpt niet  goed wat er verwacht wordt van hem of haar in een vriendschap. Wat een vriendschap inhoudt en wat daarin gepast is, begrijpt je kind niet. Je kind begrijpt niet wat een vriend is en zegt  bijvoorbeeld dat de hele klas zijn of haar vriend is, of dat hij of zij wel 100 vrienden heeft.
  • Je kind wil zo normaal mogelijk zijn.
  • Je kind overschat zichzelf en zegt dat hij of zij geen moeite heeft met leren. Je kind wil later bijvoorbeeld arts, piloot of advocaat worden.
  • Je kind onderschat zichzelf en denkt dat het niets kan. Hij of zij is heel onzeker over zichzelf en er is sprake van een minderwaardigheidsgevoel. 
  • Je kind kan makkelijk overgehaald worden door anderen (is erg beïnvloedbaar). Hierdoor komt hij of zij veel in aanraking met verkeerde vrienden en doet hij of zij dingen die achteraf gezien niet handig zijn. Sociale media is een groot gevaar voor deze kinderen. 
  • Je kind ziet het niet in als iemand slechte bedoelingen heeft. Je kind doorziet anderen niet en is vaak naïef.
  • Je kind verbergt zijn of haar beperking.
  • Je kind probeert te verbergen dat het iets niet weet door bijvoorbeeld een verhaal te verzinnen of zichzelf te overschreeuwen.
  • Je kind maakt verkeerd gebruikt van moeilijke woorden. 
Share by: